1929-02-04 Hok aan Moeder

HOK
Bonn, 4/2 '29
Lieve Moeder,
Uw en Vader's brief zijn als de frisse wind, die de bedrukte atmosfeer in mijn ziel heeft weggevaagd. Van dat ogenblik af was er geen klagen, geen tobberij, geen hulpeloosheid meer, maar alles kreeg zijn warmte terug, nu begrijp ik niet hoe ik zo mezelf in de put heb kunnen brengen. Het parool "wachten" zie ik nu absoluut in, geen opstandigheid zal er meer komen. Hebt dank u beiden, Vader en Moeder, voor uw zorg voor ons beiden.
Het wachten is me nu niet moeilijk meer; ik wil niet eens meer weten van een "opoffering", een "offer" wat ik mijn liefde breng, want dat is niet zo. Men getroost zich alles voor zijn liefde, en alles valt, indien het opwelt uit liefde, gemakkelijk.
En zekerder dan ooit ben ik nu van de goede uitslag, want als mijn liefde goed is, dan zal de uitslag, wannéér deze ook komen mag, vandaag, over een maand, of over meerdere maanden, gunstig zijn.
Ik ben nu al bezig met mijn slothoofdstuk van mijn werk te schrijven, wat binnen de week klaar zal zijn. Aan het eind der maand zal ik er een mededeling over aanbieden aan de Koninklijke Academie. Wat zal Eida blij zijn dit alles te horen.
We hadden het vroeger weleens over "naturalisatie". Ik heb hierover ook nagedacht en kwam tot de conclusie, dat ik er absoluut geen bezwaar tegen heb. Enthousiast ben ik er wel niet voor, maar dat komt omdat het mij om het even is of ik Chinees-Nederlands onderdaan ben, of Nederlander-Nederl. onderdaan. Mocht Eida of u het prettiger en zekerder vinden, dat ik onder Nederlands jurisdictie sta, dan zal ik er zodra mogelijk moeite voor doen. Een Chinees ben ik toch niet meer, Chin. opvat-tingen huldig ik niet meer, hoogstens zullen de Chin. het mij kwalijk nemen, maar dat is bijzaak.
Wat prettig is het toch weer volkomen liefde te voelen, onbedorven door een drang om de omstandigheden weg te werken, onbedorven door de kwellende machteloos-heid omdat deze omstandigheden ten enenmale niet zijn weg te drukken. Nu denk ik hoe gelukkig Eid zal zijn, wanneer wij weer bij elkaar zijn, wanneer we samen weer wandelen. [2]
Het weer is in de laatste tijd daar toch ook prachtig? Zij zal gauw weer tot zichzelf komen, en wat zal dat ook op uw stemming, op uw zenuwen een bevrijding geven! Laten we het hopen: na regen komt zonneschijn!
Moeder, u schreef me als slotwoord: "onderzoek je hart". Voor zover als het mij mogelijk is, heb ik erover nagedacht.
Waarom ik Eida liefheb, waarom zij mij vanaf het eerste ogenblik dat ik haar zag beviel, waarom ik haar heb willen winnen, dat weet ik niet te zeggen. Daar is ook niets op te zeggen: het is een natuurdrang, wij voelen alleen dat hij er is, maar met ons verstand kunnen wij hem niet ontleden. Wel is er op te zeggen, dat die drang niet het gevolg was van een berekening. Het handelen volgens een bepaald vooruit berekend plan, dus "marriage de raison", zou immers ook door Eid, door u allen direct ontmaskerd zijn: geen ogenblik maar ook heb ik er aan gedacht om een "marriage de raison" te sluiten, wat u mij ook zult willen toegeven, nu u mijn geringe belangstelling voor alles wat slechts uiterlijke schijn, of geldgerinkel is, weet.
Toen ik Eida eenmaal had, toen faalde ik. Ik wilde haar met al mijn hart geheel geven, maar faalde hierin, omdat ik voornamelijk alleen nam, zonder het zelf bewust te zijn. Alles wat ik toen deed – tot december – volgde weliswaar uit mijn overtuiging, welke ik op zo eerlijk mogelijke wijze had opgebouwd, en welke ik zo eerlijk mogelijk volgde, maar er was in deze overtuiging iets wat mank ging. Bij het opbouwen dier overtuiging miste ik het goede voorbeeld. U weet hoe ik volwassen ben geworden. Mijn eigen familie, de mensen waar ik bij in huis was, de goede niet te na gesproken, waren en zijn materieel aangelegd. Ik heb me er nooit thuis kunnen voelen, vandaar ook dat ik mijn gevoel opsloot en zonder het zelf te weten, de verstandelijk weg op ging. Eida's opvoeding is nu absoluut tegengesteld. Moeder, zo motiveer ik dat het conflict tussen ons beiden in dec. slechts bepaald werd door de kinderkamer, en niet door ras. Wanneer hier ras-eigenschappen bij in het spel waren, dan zouden ze zo uitgesproken zijn, dat Eida voor mij en ik voor Eida nooit belangstelling had kunnen hebben. Ik zou eigenlijk gezegd, ook niet kunnen zeggen welke ras-eigenschappen, behalve gestalte, fysionomie [3] dat wel zouden kunnen zijn.
In december kregen we het conflict; als een flits werd dit alles me duidelijk. En ik wist hoe mij te moeten veranderen. En dat ik hierbij ingrijpend te werk moet zijn gegaan, moet ik opmaken uit Eida's woorden, uit Vader's woorden en ook uit mijn eigen veranderde opvattingen tegenover vele problemen. In hoeverre het werkelijk volledig ingrijpend is, zal de naaste toekomst ons ook leren.
Nu volgt het tweede "conflict" in januari, m.i. de gevolgen der ziekte en misschien ook als nawerking van het eerste conflict. Eida zegt dat het eerste conflict hierin geen rol heeft. Uit mijn gedrag in deze tijd zoudt u kunnen concluderen over de intensiteit van mijn verandering. Moeder, ik wil zo eerlijk mogelijk zijn, – het is voor mij heel moeilijk om alle feiten nu al juist te zien, want het was te schokkend, – ik zal zowel de goede als de slechte zijden belichten, en ook haar oorzaken. Ik wil me van niets vrij pleiten.
Direct na de ontvangst van de brief van Eida, dacht ik: hoe is het mogelijk, voor drie dagen was alles nog heerlijk in orde, het was een depressie, dacht ik. En zo gauw als ik kon, kwam ik, en deed alle moeite om Eida tot andere gedachten te brengen. Eida weigerde. Toen werd mij duidelijk, dat het hopeloos was. En toch zei me een stem: dat is niet waar, en kost wat het kost, jij blijft Eida trouw, jij bent niet vrij, al zegt Eida het je ook zo duidelijk. Ik herinner me niet toen iets nagedacht te hebben over het moeilijke van zo'n onzeker bestaan. Direct zou ik alles uitstellen, etc. etc. En toen ik 's avonds van Vader afscheid nam, was ik opgeruimd.
Maar toen op de daarop volgende dagen, begon ik alles te bepeinzen: waarom zou Eida dat gedaan hebben: uit deze tijd stamt een klein verwijt tegen Eida, juist omdat ik ook niet maar enig gegeven had om de waarschijnlijke oorzaak te reconstrueren. Uit deze tijd stamt ook de vergelijking van "kat en muis". Toen volgde depressie op depressie: ik belde u op, om te weten wat het was. Moeder was toen zo lief met me te gaan wandelen. En alras kreeg ik het vermoeden van de waarschijnlijke oorzaak, zoals ik u die ook schreef. Maar hierop volgden toch nog depressies, toen ik hoorde dat Eida de piano ging verkopen, dat Eida kleren ging kopen voor een fuif. Zou zij zo luchthartig zijn, zo wispelturig? Daardoor kwam ik zo somber. [4]
En steeds was er een stem die me zei: Eida is ziek, Eida moet rust hebben, alles wat haar drukte wil ze weggooien. Toen kwamen de moeilijkheden met mijn betrekking, brieven van huis, dat ze me nodig hadden. Toen kwam het tijdstip dat ik naar Bonn moest. Al deze depressies werden gedeeltelijk overwonnen én door uw brieven – in de tijd dat u ziek was, Moeder, was het voor mij heel, heel naar – én door Mevr. v. Gilse en Jaap en Houw.
Toen moest ik naar Bonn en ik ging met een verstandelijke zekerheid dat alles goed zou gaan, maar zonder de hiervoor nodige overtuiging. En ik kwam in Bonn en vond mij alleen, niemand die mij opbeuren kon. Alles was koud, en brieven kwamen zelden. (Moeder, dat is geen verwijt, hoor).
Er volgde een diepe depressie, ik begon alles te analyseren uit gebrek aan een kameraad, waarmee ik me kon bezig houden, toen kwam zelfmedelijden, toen kwam een opstand tegen de omstandigheden, die zo wreed waren, etc. (Eida werd hierin niet direct betrokken, voor zover ik het me herinneren kan) en mijn brieven werden hoe langer hoe onaangenamer. Dit verdriet had de overhand, en ik sprak er over hoe Eida voor mij moest zijn, etc. etc. Toen kwam uw brief en zie, Moeder, zover zijn we, dat ik me nu verzoend heb met de omstandigheden en mijn liefde weer onvertroebeld staat in mijn hart.
In hoeverre ik al te egocentrisch ben geweest, in hoeverre dit alles niet had gemogen, indien ik ware liefde had gehad, ik weet er niet op te antwoorden. In hoeverre ook uit dit alles, uit al mijn depressies, al mijn brieven op het onveranderde egoïsme van voor december terug te concluderen is, kan ik niet zeggen. Wel kan ik zeggen, dat niets in mij Eida verwijt, niets haar opeist, niets waarop ik mijn recht opeis, en ik kan u wel met mijn diepste overtuiging zeggen, dat ik nu weet te wachten, in de zekerheid dat alles goed gaan zal, omdat ik mijn liefde als echt en waar voel, zonder bijmenging van eigen baat.
Moeder, mocht u met dit onderzoek niet eens zijn, mocht ik voor mijzelf te partijdig zijn geweest, schrijf het me s.v.p. U weet uit al mijn brieven, die zo getrouw mogelijk de stemming van het ogenblik weergeven, hoe ik ben geweest. Ik heb ze eerlijk geschreven, zelfs soms tegen het gevoel in, dat zij u lastig zouden zijn, omdat ik voor mij dit liet gelden, dat u het recht hebt te weten hoe ik in de onzaligste tijd van mijn leven ben, waarin meestal de lagere eigenschappen, die dienen om zelfbehoud, als voor verdringing van verdriet, tevoorschijn komen, en dat u, om te weten wat voor een man Eida wil trouwen, u geen moeite zult sparen.
Moeder ik dank u nog voor uw brief en Vader ook, en geloof me dat ik heel veel van Eida houd en van u allen.
Dag,

Hok
Vond Eida de romanknipsels leuk?

Details

  • Plaats: Bonn, Poppeldorferallee 68, Duitsland
  • Auteur(s): Hok
  • Pagina's: 4
  • Soort: Brief