HOK
25 okt. 1929
G. Was het maar 1 november, welk een zaligheid dan, weer met een gevulde portemonnee te mogen lopen. De mijne heb ik maar opgeborgen, omdat hij geen dienst meer doet. En zo stijf als ik nu ben! Alle spieren, voet, kuit, dij, rug, schouder, arm, hand, nek… alles laat me weten, dat tennissen toch een gezonde sport is. Ik heb het in m’n rode boekje genoteerd. – De vorige week erg druk gehad met visite ontvangen. Twee hebben er een nare smaak achtergelaten. Die van een der ingenieurs, wiens vrouw kletskous prima klasse is, en die van Jo Olivier… woordenfabrikant zonder inhoud eerste klasse. Brr, wanneer ik eraan denk tuiten mijn oren en omgeven mijn hersens zich automatisch met een leegte. – Brouwer[1] hebben we bezocht. Een man die antipode is van onze de Jongh. Zo filosofisch de Jongh is, zo natuurwetenschappelijk Brouwer is. Ze zijn vrienden. De Jongh brengt je tot contemplatie, tot het reinigen van je ziel. Brouwer brengt je tot werken, tot zoeken naar nieuwe natuurwetenschappelijke feiten, hij zweept je op tot enthousiasme voor je vak, tot liefde voor de natuur. Voor Brouwer is het begrijpen van de natuur, voor zover zij meetbaar, weegbaar is, hoofdzaak. Voor het overpeinzen van het waarom, voor de oorsprong heeft hij geen tijd. De Jongh zoekt direct de hoogste samenhang, ziet achter de grootsheid der natuur, de Bouwer. – Natuurwetenschap en Filosofie. Hij die nauwelijks tijd heeft om kennissen op te zoeken, die een verzuchting slaakt dat hij zoveel te doen heeft – hij vertrekt met dezelfde boot als deze brief – hij kwam even bij ons om ons huisje te zien. Ik apprecieer het ten zeerste van hem. Brouwer is een tragisch persoon. Door zijn drang om te reizen, te onderzoeken, heeft hij niet altijd de tijd voor andere levenswaarden, waarnaar hij tenslotte ook verlangt. Het doel van het leven [2] is voor hem scheppen. Die scheppingsdrang in hem is te krachtig dan dat hij deze kan verdringen. De drang eist zijn hele persoon. De Jongh is een goed mens met een groot hart. Een tweede noemenswaardige visite is die aan de heer Tjen, de wethouder. Een aardige man, die hoewel niet van een universiteit, hoewel nooit buiten Indië geweest is, van zeer ruime blik is. Ik geloof dat hij wat tegen me opziet: “het volgend jaar hebben we hier gemeenteraadsverkiezingen; zo u zin hebt, kunt u in de raad komen. En ik zal mijn wethouderspositie ter beschikking stellen, wanneer er mensen zijn als u in de raad”. Ziet u me al lopen, pauwtrots en duimvast in het vestje! Ik heb het in beraad genomen, ik geloof dat zulk een baantje me met mijn vak pas volledige bevrediging zal geven. Mijn vak is immers zo theoretisch. De resultaten zijn zulke die niet direct invloed hebben op de mensenmaatschappij. Mijn vak staat buiten de problemen van het mensenbestaan en dat kan niet bevredigen, wanneer men weet, dat er veel is wat veranderd moet worden. Maar zoals ik zei, ik houd het in beraad, en praat u er maar met anderen niet over. – Gerth gaat de 23e november uit Indië. Dan ben ik volkomen baas in het laboratorium. Ziet u me duimvast lopen?
Nu dag, dadelijk hebben we visite.
Hok
[3]
EIDA
Zaterdagmorgen 26 okt.’29 (ondanks deze maand stik ik van de hitte!)
Geliefden –
Gister een veelbewogen dag, ’s morgens al vroeg om 8 uur togen Anneke en ik per fiets naar de stad om een zilveren lepelvaasje voor ons te kopen als trouwgeschenk van hen voor ons. We hebben nu een beeldige echt zilveren. Verder kochten we voor mij wit tricot voor een broek. Dit speciaal vermeld omdat mijn 2 witte directoiretjes een en al gat zijn en ik ’s nachts steeds droomde dat ik een trap op moest terwijl toeschouwers onder me waren!! Je kunt hier werkelijk alles krijgen, het is nl. rondgeweven stof waarin je alleen even pijpen moet knippen! Verder kocht ik bloemen op de bloemenmarkt, aronskelken voor onze zwarte P.S. pot, op de boekenkast. Bloemen zijn hier erg goedkoop, 1 cent voor een aronskelk is al goed betaald, je kunt hier ook alle soorten krijgen als asters lathyrus, lupine, zonnebloemen, dahlia’s, lelies, viooltjes. Dus feitelijk alles wat je maar bedenken kunt. Dit, om jullie ook op dit gebied een indruk van Indië te geven. M’n horloge heb ik ook gehaald. Zolang we hier zijn, heb ik het nog niet, goedlopend kunnen dragen. Maar het is toch zo geweldig mooi om te zien. – Gistermiddag konden we maar kort slapen, want om 5 uur kwamen Jo Olivier + Studebaker + A. en Th. en namen ons een uurtje mee uit rijden, wat zelfs voor mij een genot was, daar ik vóór, naast Jo zat en de wagen erg zwaar op de weg ligt en Jo niet met erge [4] bochten chauffeert. Jo bewonderde ons huis omdat hij anders van Em op z’n kop zou krijgen als hij niet zou weten hoe alles er hier uitzag. – De pul die we van hem voor onze huishouding kregen, was Hok nog net op tijd in gedachten gekomen, hij werd uit de kast gehaald en pronkte op Hok’s boekenkast. Gelukkig zag Jo hem! Zo zie je hoe wij ook soms voor de schijn moeten leven, want die pul staat in ons huis feitelijk niet. – Zondagmiddag: Jo ratelde hier na ons ritje enige halve uren een verhaal over z’n auto dat A. en Th. precies zovoor de 2e maal van hem hoorden. Hij heeft zo vlug gepraat dat onze oren suisden [HOK veel woorden om de geringe inhoud te bedekken]. Gauw gegeten, toen een collega de Hongaar Szemyan hier + vrouw. Hij verstaat slecht Hollands, we spraken af en toe Duits. Zij bewonderde onze schilderijen, m’n motornaaimachine en jullie portretten, onze kiek op de Pier, waarop ze niet geloven wou dat Moeder “de Moeder” van het stel was, net één van jullie, zei ze! Ze heeft ons hart gestolen, Vader vond ze zo lief en Moeder zo mooi! Aardig mens hè! Hun visite hier werd opeens onderbroken door Ardjo’s uitroep: “oelar” (=slang). En daar lag een grote dikke achter ons tuinhek in de tuin, volgens Hok een erg gevaarlijke vergiftige. Hok gooide hem met grote keien, maar hij werd niet getroffen, de visite en ik hingen uit het raam om hem te zien, zwart met wit gestreept, de zgn. oelar belang (=zwart-wit gestreept). Szemyan en Hok, ieder met een stok gewapend hebben hem doodgeranseld; hij verschool zich in een hoge struik in onze tuin, vandaar dat we die nu weg hebben laten nemen. Ardjo was bij deze slangenbeweging niet te vinden, hij is een bange schijtert indeed! Toch is deze slang niet zo gevaarlijk, omdat hij liever wegloopt dan aanvalt [HOK één beet is binnen het uur dodelijk]. Een visite met hindernissen. – Gister weer de hele dag geconverseerd. [5] Het is werkelijk gezellig als het aardige mensen zijn, zoals ’s morgens Lies Andriesen, die in haar eentje naar Indië is getrokken voor een baan. Ze zal er zeker gauw een krijgen, want ze is daverend knap. Ze was hier een paar uur, Anneke was er ook, en het was dolgezellig. Ze hoopt wat in Batavia te krijgen echt juridisch werk. Ze mocht met veel moeite Indië binnen omdat ze geen baan had en niet kwam om te trouwen en omdat ze volgens haar, een jurk met rode bloemetjes aan had! net een echte communiste! – Na ons slaapje moesten we naar Hotel Homann, het chiqueste hier! waar Prof. Brouwer logeerde. We kochten eerst ieder een racket, zo mooi als ik nog nooit had, ze kostten ƒ 40.-, maar we kregen er ƒ 5.- ieder af. Dat zal me wat worden de volgende maand, want we kregen net ook bericht dat de “Nationale” ons 1 november zal komen opzoeken. Het is een erg aardige man, niet de Nationale, maar Brouwer en daar troffen we ook “mijn vriend” zoals Hok zegt, nl. Hok’s chef de Jongh, ook blijkbaar een vriend van Brouwer, hij plaagde hem althans genoeglijk… Meneer de Jongh is iemand, die steeds als je hem spreekt een paar zulke levensware dingen zegt, al spreek je hem maar een paar minuten. Volgens hem zijn de Engelsen, de Romeinen van deze tijd door hun “Sense of Property”, zoals de Forsyte Saga zegt. – Bij Brouwer waren we van half 6 tot half 8. Toen naar huis, eten, daarna om half 10, Dr. Ir. Westerveld (m.i.) , net student af, bleef tot kwart na 11, en vanmorgen om half 7 op om te tennissen. – Net belde Brouwer nu kwart voor 7 op, dat hij er toch nog was en nog weer langs wou komen om ons huis te zien, aardig hè, hij is dol op gezelligheid zegt Hok, en nu vanavond om 8 uur moeten we bij Tjen Djin Tjong zijn, dat Chinese gemeenteraadslid [HOK wethouder] hier. Heb je ooit zoiets gezien, m’n hoofd tolt nog niet eens, gek hè! Tennissen is zalig, zalig, zalig. Ik kreeg er alleen wat [6] hoofdpijn van. – Morgen mag ik mee met de dochter van Mevrouw van Vianen om te tennissen in een daverend goed spelende club. Ik vind het alleen vervelend als Hok niet mee mag. Morgen bel ik haar op en zeg dat ik niet zonder Hok verkrijgbaar ben! – In al deze drukte telefoneer ik Maleis, deel standjes uit aan de boterleverancier, die maar steeds niets stuurde, vandaar vanmorgen droog brood – bestel op de pasar m’n eten. Trude zit al even krap als ik, het is gek hoe geld hier verdwijnt! Zij bestelt nu alles op het boekje, ook de groenten en vruchten. Dat alles hoeft pas na 1 november, de datum waarnaar wij ambtenaars hunkeren, betaald, wie dan leeft die dan zorgt. Hoe vind je ons! Dat is Indische gedachtegang. – Net is Prof. Brouwer geweest , één kwartiertje had hij voor ons en wij voor hem en nu wachten we op onze taxi naar de familie Tjen. – Nog steeds is de taxi er niet het is nu half 9. –
Maandagmorgen – al even bij Anneke geweest en Mevr. van Vianen. Ik heb uitstel gevraagd van het tennissen van vanmiddag tot vrijdag en Hok mag ook mee. We willen het uitstellen omdat Hok van zijn eerste tennis keer gister zo stijf is geworden dat hij vandaag zich gelijk een plank beweegt. Of het ook goed is aan sport te doen!! – Meneer en Mevrouw zijn Tjen heel erg aardig. Zij staat alleen nog erg achter bij haar man, ze ziet heel goed hoe conservatief de Chinese vrouwen hier zijn en toch strijdt ze niet met kracht om alles te veranderen. Ze heeft zelfs b.v. haar dochter na de lagere school al een jaar thuis omdat ze niet rekenen kan! Hok stelde direct het Lyceum voor en daar had ze nog nooit van gehoord. Merkwaardig hoe Betsy toch in ideeën en alles vèr zelfs boven deze vrouw staat. Mevrouw Tjen is ± 36 jaar. Ze is Beschermvrouwe geweest van de Chinese meisjesclub hier. Ik zal haar vragen mij in de Chinese Vrouwenclub te introduceren. Dat interesseert me bijzonder.
Ik kreeg van jullie een Vredespaleis trommeltje met Haagsche Beschuitjes, nooit meer doen hoor. – Lief dat je Annie en Dien op hun verjaardag schreef.
Dag hoor – wat een feuilleton hè.
Eida
[Randje pag. 3]
Op het eind van de maand is het fijn kranten te verkopen – vandaag verkocht ik 200 voor 35 cent en een blik voor 12½ cent! De vorige keer 200 voor 25 cent. De volgende keer maak ik nog meer winst! Hok vindt dat ik mijn voorouders niet verloochen!
[1] Hendrik Albertus Brouwer, mijnbouwkundig ingenieur TH Delft. Vanaf 1910 in Nederlands-Indië werkzaam bij Dienst van de Mijnbouw; 1917 hoogleraar historische geologie en paleontologie TH Delft; 1928 hoogleraar geologie en petrologie aan UvA.